Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hebt gij dan [58]geen huizen, om er te eten en te drinken? Of [59]veracht gij de Gemeente Gods, en [60]beschaamt gij degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? [61]In dezen prijs ik [u] niet. 58. In welke gij tevoren kunt eten en uwen honger stillen, zonder dat gij zulks openlijk in de plaatsen der vergaderingen doet. Zie vs.34. 59. Dat is, past gij niet op de ergernissen, die daardoor in de gemeente ontstaan? 60. Dat is, de armen, die tot zulke maaltijden niet konden toebrengen, die gij of niet wilt toelaten tot dezelve, of niet wilt verwachten, en alzo openlijk betoont hen te verachten. 61. Dat is, in deze misbruiken des Avondmaals kan ik u geen gelijk geven; of prijzen als wel gedaan.